|
||||||||
Volume 8 alweer in de onovertroffen “Hidden Musics”-reeks van het Glitterbeat label, dat zich al een kleine tien jaar tot doel stelt een onderdak te bieden aan muziek en muzikanten van over heel de wereld, die, zonder hen, het risico lopen helemaal ongehoord te blijven. Binnen dat opzet past dus ook de “Hidden Musics”-reeks, die nog een stapje verder gaat en, helemaal op de wijze van Alan Lomax, veldopnames maakt op de meest onooglijke plaatsen ter wereld. Aanstoker van die reeks is Ian Brennan, een instituut in wat we we zo lelijk “wereldmuziek” noemen. De man is niet alleen producer, hij schrijft ook op geregelde tijdstippen een boek (over muziek) eneen soort levende encyclopedie, waarin je allerlei referenties bijeen kunt vinden over muziekstijlen en muzikanten waar nooit iemand over gehoord heeft. Of hij nu in Malawi, Cambodja of Rwanda vertoeft, het is altijd met die ene missie in het achterhoofd: muziek proberen te registreren, die met uitsterven bedreigd is. Die drijfveer bracht hem een paar jaar geleden ook naar de Comoren, een groep eilanden in de buurt van Madagascar in de Indische Oceaan. Die vulkanische eilanden, waarvan Grande Comore het minst kleine is waren tot de vierde of vijfde eeuw van onze tijdrekening, helemaal onbewoond. Vandaag leven er een klein miljoen mensen in wat sommigen “paradijselijke omstandigheden” zullen noemen en wat voor anderen “schrijnende situaties” zullen heten. Wat er ook van zij, Brennan had ergens opgevangen dat er op dat Grande Comore-eiland een hobo-achtig instrument, de ndzumara, in zwang was en hij wilde de eerste zijn om dat instrument op te nemen. Een reis, die uit zes verschillende vluchten bestond bracht hem uiteindelijk op bestemming. Na een afsluitende autorit langs wegen die aan beide kanten bezaaid liggen met autowrakken, waar alles afgehaald is wat geacht wordt te kunnen bewegen en na veel gesprekken, navraag, wachturen en wat al meer met dergelijke reizen gepaard gaat, kwam hij te weten dat de enige muzikant die de ndzumara bespeelde, weken voordien overleden was. Teleurgesteld, maar niet ontmoedigd, ging Brennan door met zoeken en zo kwam hij uiteindelijk terecht bij Soubi en Mmadi twee kerels die, begeleid door zelfgemaakte instrumenten, een soort troubadoursrol vervullen en het eiland voorzien van muzikaal geïllustreerde verhalen over de dingen des levens. Brennan besloot de mannen op te nemen, maar opnamestudio’s zijn op Grande Comore niet meteen overal te vinden, zodat er flink geïmproviseerd moest worden. De oplossing lag uiteindelijk in de cabine van één van de autowrakken langs de kant van de weg: daar zit je min of meer beschut tegen de wind en kun je, met wat geluk, dingen opnemen, die achteraf beluisterbaar blijken te zijn. In dit geval zijn dat tien nummers, vijf van Soubi, vijf van Mmadi, hier en daar aangevuld met wat percussie van ene D. Alimzé. De zang -eigenlijk is het vaak meer voordracht- is rauw, ruw, ongepolijst en bij momenten zelfs vrolijk, al geven weemoed en frustratie toch de toon aan. Titels als -in vertaling- “Please protect my newborn child from The Spirits”, “Bandits do Bad Deeds” en “Prayer for a Better Life” spreken voor zich. Ik mocht hier thuis bij herhaling ondervinden dat dit een plaat is, die je niet opzet tijdens het poetsen of bij de vaat. Daarvoor is ze veel te indringend. Qls je voor jezelf de tijd en de ruimte kunt maken om dit echt te beluisteren, dan hoor je dat pure, recht uit het hart komende, dat zo typerend is voor elke soort volksmuziek. Dit is de hartslag van een groep mensen, waar we met moeite het bestaan van kennen, maar die wel bewijzen dat muziek de enige echt universele taal is. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||